Glyptothek München, Leo von Klenze, 1830
De vondst van Pompeii in 1748 was een grote impuls voor de archeologie en creëerde een hausse in hernieuwde belangstelling voor de kunst en architectuur van de Romeinen. Dit gaf echter ook de aanzet tot een nadere bestudering van het Grieks historisch erfgoed en leidde tot de conclusie dat de uitgangspunten voor een zuivere architectuur bij hen gezocht en gevonden konden worden.
Met die principes kon het architectengilde in de 18e eeuw de frivole wildgroei van het Rococo te lijf.
Er braken daarmee voor de architectuur strenge tijden aan in de gedaante van het Neo-Classicisme.
Een stijlvorm die alles uit de kast trok wat de openluchtschatkamers in Griekenland, Italië en het Midden-Oosten prijsgaven.
Toen Leo von Klenze zijn Glyptotheek in München ontwierp, liet hij zich leiden door de basisprincipes van de klassieke architectuur. Elk overheids- of kunstinstituut dat zich serieus nam wist dat de vormentaal van de Klassieken een uitgelezen kans bood om status te verwerven dan wel uit te stralen. De plechtige uitstraling van regerings- en rechterlijke macht vroeg steevast om een passende architectonische verpakking. Evenals de verheven luister van operagebouwen, concerttempels en kunstmusea. Monumentaliteit was het devies.
Zwervend door Europese steden met een geschiedenis is een kennismaking met de Klassieken eerder regel dan uitzondering.
De ingrediënten zijn talrijk, maar voor wie zich verdiept in de klassieke basisprincipes telkens herkenbaar. Tempelgevels opgebouwd uit zuilengalerijen bekroond door architraven en timpanen. Kapitelen van de drie klassieke orden en kroonlijsten, Marmer als voornaam materiaal. Een volledige opsomming krijgt gauw een encyclopedisch karakter.
Hoewel de samenstellende elementen de herkenbaarheid van het Neo-Classicisme bepalen wordt het karakter van deze architectuur in essentie eigenlijk door andere zaken beïnvloed. De klassieke Griekse architectuur, inspiratiebron voor het Neo-Classicisme, toont een aantal uitgangspunten die de architecten van de tempelcomplexen hanteerden. Het gaat om aandacht voor harmonieuze opbouw van volumes met een groot accent op symmetrie. Op slimme wijze worden optische correcties toegepast die de harmonieuze uitstraling versterken.
Men maakte ook gebruik van een vast maatstelsel dat door de Romeinse architect Vitruvius in zijn verhandeling over de architectuur in verband werd gebracht met de maat van het menselijk lichaam als eenheid. Architecten als von Klenze maakten, zoveel is zichtbaar, uiteindelijk effectief gebruik van dit ruimtelijk idioom.
Tot zover enige historische onderbouwing en toelichting. De vraag rijst nu wat dit alles te maken heeft met een duiventil en zijn trotse bezitter.
Met die principes kon het architectengilde in de 18e eeuw de frivole wildgroei van het Rococo te lijf.
Er braken daarmee voor de architectuur strenge tijden aan in de gedaante van het Neo-Classicisme.
Een stijlvorm die alles uit de kast trok wat de openluchtschatkamers in Griekenland, Italië en het Midden-Oosten prijsgaven.
Toen Leo von Klenze zijn Glyptotheek in München ontwierp, liet hij zich leiden door de basisprincipes van de klassieke architectuur. Elk overheids- of kunstinstituut dat zich serieus nam wist dat de vormentaal van de Klassieken een uitgelezen kans bood om status te verwerven dan wel uit te stralen. De plechtige uitstraling van regerings- en rechterlijke macht vroeg steevast om een passende architectonische verpakking. Evenals de verheven luister van operagebouwen, concerttempels en kunstmusea. Monumentaliteit was het devies.
Zwervend door Europese steden met een geschiedenis is een kennismaking met de Klassieken eerder regel dan uitzondering.
De ingrediënten zijn talrijk, maar voor wie zich verdiept in de klassieke basisprincipes telkens herkenbaar. Tempelgevels opgebouwd uit zuilengalerijen bekroond door architraven en timpanen. Kapitelen van de drie klassieke orden en kroonlijsten, Marmer als voornaam materiaal. Een volledige opsomming krijgt gauw een encyclopedisch karakter.
Hoewel de samenstellende elementen de herkenbaarheid van het Neo-Classicisme bepalen wordt het karakter van deze architectuur in essentie eigenlijk door andere zaken beïnvloed. De klassieke Griekse architectuur, inspiratiebron voor het Neo-Classicisme, toont een aantal uitgangspunten die de architecten van de tempelcomplexen hanteerden. Het gaat om aandacht voor harmonieuze opbouw van volumes met een groot accent op symmetrie. Op slimme wijze worden optische correcties toegepast die de harmonieuze uitstraling versterken.
Men maakte ook gebruik van een vast maatstelsel dat door de Romeinse architect Vitruvius in zijn verhandeling over de architectuur in verband werd gebracht met de maat van het menselijk lichaam als eenheid. Architecten als von Klenze maakten, zoveel is zichtbaar, uiteindelijk effectief gebruik van dit ruimtelijk idioom.
Tot zover enige historische onderbouwing en toelichting. De vraag rijst nu wat dit alles te maken heeft met een duiventil en zijn trotse bezitter.
foto: © Liza van der Stock voor de Volkskrant
Hoewel dit duivenkot niet gekenmerkt wordt door exacte symmetrie is het overduidelijk dat de duivenmelker in kwestie zich bij de opbouw wel door heldere ordeningsprincipes heeft laten leiden. (Globale) symmetrie is er daar één van. Het gaat te ver om aan te voeren dat mijnheer bij het creëren van dit onderkomen voor zijn gevleugelde vrienden Vitruvius heeft geraadpleegd of een boek over de oude Grieken heeft opengeslagen. Maar hoe frappant is de centraal geplaatste trapopgang met podium die de eigenaar in staat stelt wanneer nodig kort te gloriëren.
Wat ik maar wil zeggen is dat wanneer we een relatie leggen tussen hoge architectuur en alledaagse bouwijver er toch zichtbaar wordt dat de bouwende mens, van welke status dan ook, zich bedient van bouw- en ordeningsprincipes die kennelijk een vaste wetmatigheid vertonen. Een en ander kun je wellicht terugvoeren op wetenschappelijk gefundeerde uitgangspunten. Maar de vraag dringt zich toch op in hoeverre deze hang naar evenwichtige ordening voortkomt uit het wezen van de mens zelf. Is architectuur als hier getoond mogelijk een spiegel van de menselijke symmetrie. Met andere woorden: is het hier getoonde bouwresultaat los van een rationeel product ook een projectie van het wezen van de mens?
Met deze twee voorbeelden bij de hand is deze vraag misschien bevredigend te beantwoorden. Echter: de moderne architectuur wordt gekenmerkt door het vrij exploreren van de ruimte waarin voor de eenvoudige symmetrische ordening nauwelijks plaats is ingeruimd. Wie vandaag de dag in grote steden om zich heen kijkt is getuige van een vormenrijkdom waarin vaak alleen op bouwdetail geappelleerd wordt aan menselijke maatvoering en hang naar evenwicht en harmonie. Daarmee hoeft bovenstaande gedachtengang niet rechtsreeks naar het rijk der fabelen te verhuizen. Altijd zal er plaats zijn voor het ordenen van ruimte in overzichtelijke en handelbare modules. Al was het maar ten behoeve van een duivenonderkomen.
© Vincent van Woerkom
Wat ik maar wil zeggen is dat wanneer we een relatie leggen tussen hoge architectuur en alledaagse bouwijver er toch zichtbaar wordt dat de bouwende mens, van welke status dan ook, zich bedient van bouw- en ordeningsprincipes die kennelijk een vaste wetmatigheid vertonen. Een en ander kun je wellicht terugvoeren op wetenschappelijk gefundeerde uitgangspunten. Maar de vraag dringt zich toch op in hoeverre deze hang naar evenwichtige ordening voortkomt uit het wezen van de mens zelf. Is architectuur als hier getoond mogelijk een spiegel van de menselijke symmetrie. Met andere woorden: is het hier getoonde bouwresultaat los van een rationeel product ook een projectie van het wezen van de mens?
Met deze twee voorbeelden bij de hand is deze vraag misschien bevredigend te beantwoorden. Echter: de moderne architectuur wordt gekenmerkt door het vrij exploreren van de ruimte waarin voor de eenvoudige symmetrische ordening nauwelijks plaats is ingeruimd. Wie vandaag de dag in grote steden om zich heen kijkt is getuige van een vormenrijkdom waarin vaak alleen op bouwdetail geappelleerd wordt aan menselijke maatvoering en hang naar evenwicht en harmonie. Daarmee hoeft bovenstaande gedachtengang niet rechtsreeks naar het rijk der fabelen te verhuizen. Altijd zal er plaats zijn voor het ordenen van ruimte in overzichtelijke en handelbare modules. Al was het maar ten behoeve van een duivenonderkomen.
© Vincent van Woerkom